De auteur bezit het exclusieve recht op de exploitatie van zijn werk. Voor ontleningen in openbare bibliotheken en voor het kopiëren regelt de Belgische auteurswetgeving een wettelijke uitzondering hierop. Als compensatie ontvangt de auteur leenrecht en reprografievergoeding.
De vergoedingen uit het leenrecht en de reprografievergoeding zijn in juridische taal niet ‘draagbaar’, wel ‘haalbaar’. In gewone taal: als auteur moet je je rechten laten gelden. Concreet kan dat door lid te worden van een beheersvennootschap (deAuteurs; Sabam; SACD/Scam; Sofam; VEWA) of via Reprobel, die een referentievennootschap zal aanwijzen. Je moet bij je vennootschap je werken ook aangeven en jaarlijks actualiseren.
De beheersvennootschappen berekenen de vergoeding volgens hun interne reglement. Dat is goedgekeurd door de controledienst van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie en gebaseerd op o.a. genre, omvang, oplage, jaar van uitgifte, bekroningen, verkoopprijs, herdrukken…
Voor de inning van het leenrecht gelden twee parameters: de aanwezigheid in de openbare bibliotheek en het aantal ontleningen. Het aandeel van de auteur bedraagt 70%, dat van de uitgever 30%. Op basis van de collectiegegevens 2011 en de tarieven die zijn ingepland voor 2017 zal het auteursaandeel per ontleend exemplaar van een boek in 2017 maximaal 2,2 eurocent bedragen. Concreet: om een leenvergoeding van 35 euro te krijgen zal van een auteur een boek beschikbaar moeten zijn in alle 800 uitleenpunten en daar tweemaal per jaar uitgeleend worden.
Een Vlaamse auteur kan zijn recht op leenvergoeding ook laten gelden voor in Nederlandse bibliotheken ontleende boeken. Dat doe je door je aan te melden (geen aansluiting!) bij LIRA, met opgave van je titels. De leenvergoeding per ontlening bedraagt in Nederland ongeveer 12 eurocent.
Een raming van de reprografievergoeding is moeilijker vanwege de complexe en uiteenlopende berekeningswijzen. Uit het inkomensonderzoek van VAV bleek dat voor de respondenten gemiddeld 690 euro te zijn – een gemiddelde dat sterk wordt opgetrokken door een kleine groep auteurs met reprografievergoedingen boven de 5000 euro. Wetenschappelijke en educatieve publicaties ontvangen verhoudingsgewijs hogere reprovergoedingen, omdat dit genre in de praktijk meer gekopieerd wordt.